Familiedrama in een koffiehuis
Het is altijd erg druk in het koffiehuis Mokabon in de Gentse Donkersteeg. De geur van koffiebonen geparfumeerd met slagroom maakt de lucht zwaar. De aanhoudende ruis van het geroezemoes zou slaapverwekkend zijn, mocht er niet zo veel cafeïne worden geconsumeerd.
Ik hou daar wel van. Je kan verdwijnen en vanuit de achtergrond mensen begluren. Ik probeer dan te gissen hoe bekakt of boeiend iemand is. Waarschijnlijk zit ik er meestal naast, maar al snel ontstaat toch het aangename gevoel dat ik mensenkennis heb.
Bij mijn laatste bezoek aan het huisje zat ik er voor de verandering zeker niet naast. Ik kon namelijk alles verstaan wat gezegd werd. Een vader, zijn vriendin en dochter kwamen aan mijn tafeltje zitten. Ik kreeg onmiddellijk het gevoel dat de man zijn seksuele potentie iets te veel wou etaleren met opzichtige schunnige verwijzingen die alleen zijn jonge dochter nog niet kon verstaan. En dat coole gipsy-oorbelletje in zijn oude mannenoor versterkte dat gevoel alleen maar.
De vrouw, laten we ervan uitgaan dat het zijn vriendin is, was niet zo opgezet met zijn haantjesgedrag en lachte erg scheef. Hij was zich – zoals wel meer middelbare mannetjes – van geen kwaad bewust en ging gezapig door, “gisteravond was het bed bijna te klein hè Sylvie, misschien moeten we een nog groter bed kopen! (bulderlacht)”. Waarop de dochter met kindse onschuldigheid vroeg: “Dat bed is toch al groot genoeg papa?” en de vriendin apathisch scheef bleef glimlachen. “Ja natuurlijk schat, papa maakte maar een grapje”, vervolgt vader dan maar terwijl hij vet knipoogt naar zijn vriendin.
Plots pikt Sylvie het niet meer, ze begint in het Frans te praten tegen hem, “Hubert, ça suffit, j’en ai marre. Tu sais très bien que je veux qu’on parle de la femme que tu as vu hier.” – Overspel, ik had het niet beter kunnen verzinnen. – Hij verslikt zich in zijn koffie en zijn gezicht gaat van bourgondisch rood naar wit en terug naar rood in een paar seconden. “Merde Sylvie, ma fille est ici, ce n’est pas le moment pour en parler!”
Even later heeft hij zich al hersteld en praat hij afwisselend Engels en Frans tegen Sylvie en Nederlands tegen zijn dochter. Meesterlijk manoeuvreert de polyglot zich langs haar terechte verontwaardiging. Daarbij is hij niet te beroerd om zijn dochter als emotionele autobumper te gebruiken. Hij propagandeert zijn gezin opnieuw als het summum van liefde. Voor de buitenwereld – mijzelf uitgezonderd – lijkt het groepje opnieuw dolgelukkig.
“Ik wou dat ik Engels en Frans sprak, papa”, zegt de dochter nog voor ze vertrekken.
Waarop papa liefkozend antwoordt: “Dan spreken we wel Duits”.
Pingback: Sylvie | PAUL
Geweldige momentopname en de illustratie maakt het helemaal af. Schouderklopje!